Exotenbestrijding om biodiversiteit te behouden
In de Antwerpse natuurgebieden wordt werk gemaakt van zogenaamde exotenbestrijding. Daarbij worden planten die zich zeer sterk en snel verspreiden ten koste van andere soorten verwijderd. Op die manier wordt het landschap meer divers en natuurlijker. In eerste instantie wordt de strijd aangegaan tegen Amerikaanse vogelkers en rhododendron.
Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) tracht al langer zeer agressieve planten- en diersoorten terug te dringen. Ze doet dit samen met andere natuurbeherende organisaties en overheden. In die aanpak wordt nu een opdracht uitbesteed om de aanwezigheid van rhododendron en Amerikaanse vogelkers terug te dringen.
Waarom moet rhododendron terug gedrongen worden?
De verspreiding van deze struiken gebeurt voornamelijk via worteluitlopers en door zaadvorming. De dichte takkenkransen en leerachtige bladeren bedekken al vlug de volledige bodem waardoor geen licht meer bij de bodem kan. Natuurlijke verjonging van bomen en struiken is uitgesloten, Andere soorten krijgen geen kans, bosdynamiek is niet meer mogelijk. Wat rest is een hoogstammig bos met rhododendronplantage. Het voortbestaan van heel wat planten- en diersoorten komt in het gedrang en vele soorten verdwijnen definitief. Vandaar de noodzaak om de aanwezigheid ervan terug te dringen.
Enkele jaren na het verwijderen van rhododendron ontstaat er een zeer structuurrijk, gevarieerd bos. Talloze voorbeelden vinden we hiervan in ANB–gebieden binnen de regio, aangezien deze aanpak al tientallen jaren gebruikt wordt.
Waar komen deze planten vandaan en waarom werden deze in onze gebieden in gebracht?
Vanaf de 19de eeuw werden in onze streken fraaie kastelen en buitenhuizen door de bourgeoisie en adel gebouwd als zomerverblijf. In de winter woonde men in de stad. Parkaanleg maakte deel uit van het ontwerp. Expedities werden opgezet om vreemde planten-, boom- en diersoorten te introduceren in onze streken.
Sommige soorten kwijnden weg wegens niet aangepast aan ons klimaat, geen geschikte standplaats of niet de juiste verzorging. Andere soorten deden het dan weer zeer goed en breidden gestadig uit. Na de economische recessie van de jaren dertig van vorige eeuw werden veel van deze parken verkaveld. De exotische planten en bomen breidden zich echter verder uit.
Zo ook de rhododendron ponticum. Met zijn immer groene bladeren en fraaie purperen bloesem in mei is hij populair in Vlaanderen, maar de plant werd ingevoerd vanuit de Himalaya. De plant doet het erg goed op onze schrale erg zure zandbodems in de Kempen. Maar hij verstoort de mogelijkheid voor andere plantensoorten om ook te groeien.
Historische breuk met het verleden?
Op sommige plaatsen behoudt het agentschap wel nog stroken rhododendron als getuigen van de aanplantingen in het verleden. Dat gebeurt bijvoorbeeld langs de hoofddreven in het Peerdsbos, en ook op sommige plaatsen in park Vordenstein. Maar ook hier houden we de rhododendrons wel beperkt tot smalle stroken langs de wegen, zodat de natuurlijke begroeiing buiten deze zones maximaal kansen krijgt, en de bezoeker op sommige plaatsen nog kan genieten van de mooie bloemen.
In de Kalmthoutse heide, het Klein en Groot Schietveld kennen een hoge natuurwaarde, waardoor deze gebieden ook door Europa beschermd worden. Omwille van die hoge natuurwaarden en hun bescherming, worden ook daar agressieve exoten gefaseerd, maar op termijn volledig, aangepakt. Deze resultaatverbintenissen worden immers door Europa opgelegd.
Waarom moet de Amerikaanse vogelkers bestreden worden?
Ook de Amerikaanse vogelkers is een invasieve exoot. Ze werd aangeplant onder het bewind van Maria Theresia van Oostenrijk. Toen begon men met de ontginning van de arme Antwerpse Kempen. In de grove den vond men een goeie bondgenoot. Honderdduizenden hectare werden beplant en bepaalden op langere termijn het uitzicht van de Kempen. Het hout diende voor de mijnbouw.
De naalden (voorzien van een waslaag tegen uitdroging) zijn uiterst taai en leerachtig en verteren zeer moeilijk. De humus is dan ook zeer moeilijk opneembaar door de planten. Afgevallen bladeren van Amerikaanse vogelkers verteren erg makkelijk en geven milde humus. Door het massaal inbrengen van deze soort in de onderetage van deze dennen zag men een kans de humus te verbeteren en beter opneembaar te maken voor deze dennen.
Het zaad producerend vermogen van deze Amerikaanse vogelkers is echter enorm. De bedekking van gans de bosbodem grijpt erg snel om zich heen. De soort is reeds na enkele jaren zaaddragend. Vogels dragen bij tot de verspreiding via de bessen. De afgevallen bessen kunnen jaren latent bewaren in de bosbodem. Wat rest is een erg arm bos bestaande uit den en vogelkers.
Een mooi voorbeeld van terugdringen Amerikaanse vogelkers vinden we in het Mastenbos. Toen het ANB het gebied in 2003 verwierf was het nagenoeg volledig bezaaid met Amerikaanse vogelkers. De gefaseerde aanpak leidde tot gevarieerd structuurrijk bos met zomereik, spork, lijsterbes en berk.
Op de heide broedt opnieuw de nachtzwaluw, boomleeuwerik en de torenvalk. Ook de boompieper is er terug. Een biodivers landschap waar het ANB elke dag aan werkt en waarvoor het soms nodig is om bepaalde ingrepen (zoals exotenbestrijding) uit te voeren.
Het Agentschap voor Natuur en Bos is graag bereid deze maatregelen en de concrete resultaten te tonen op het terrein.